Iedereen is op afstand. Niet het vage, wolkenachtige dons dat zich
tussen ons en de wereld verzamelt maar het echte,

kilometers lange, ruimtelijke begrip dat zich uitstrekt van altijd
naar hier en weer terug. Hoe noemen we de

koude ouders, de grote kinderen, de lief die, vroegere vrienden,
ons jonge zelf, de lege huizen en de dorpen die we

ooit bezochten? De tuinen die nu vol liggen met beton of auto’s,
de jurken in andermans kasten, onze recepten

in het beduimeld schrift, ons leven dat zich genummerd opstapelt
in de mooiste toren? Hoe halen we het laagste cijfer

terug zonder de rest te laten wiebelen, om te gooien zelfs, en welke
beestjes rennen dan verstoord weg? Alleen de

allerkleinsten vallen bovenop de zachte vraagtekens die ze met alle
plussen en minnen en het alfabet als knuffels kregen.