De nacht is zo stil, dat verontrustte argwanende stil, dat we
verwachten dat er noodweer volgt, een scheur in

onze boomhut, een flits door de kastanjebomen en een hard
schudden aan deze laatste tak. De onheilspellende

stilte van een moment dat tussen twee werelden hangt en
niet meer terugkomt. We staan op. Zelfs de

honden blaffen niet. De hele middag stond een enorme witte
hond in een achtertuin hier beneden te roepen,

een nieuw attribuut in een verlaten stuk thuis, speelgoed her
en der maar geen kind te zien, hek en deuren gesloten.

Een walm nog van verschroeid vlees van de barbecue ernaast,
auto’s afgesloten halverwege, bezoekers die

onder een snoer lichtjes hadden gestaan, een gillend meisje,
en nu dan deze bedenkelijke rust in het bijna zwart.