De tijd stilgezet door de dichter. Met de ogen dicht, de adem
sparend, de voeten achteruit en dan weer naar

voren, leunend op zichzelf, bijna tegen de microfoon aan. Mijn
mamma weer levend en haar klanken zacht, haar

handen warm. Het weiland met mist erboven en het zachte
ruisen van een boom. Opnieuw klein te zijn.

Opnieuw thuis te komen. Bij het hek de beesten, schuilend
bij elkaar. De waarheid ontrafeld, niets hoeft te rijmen.

Soms ook met de ogen op het papier, open naar de grond, even
door de knieën. De muzikant met zijn scheurende

geluiden alsof het laatste restje hemel wordt opengebroken.
Daar staat zij bij de achterdeur en wenkt,

haalt mij binnen. Haar neus als altijd koud. Waar was je toch,
zegt zij, en dat ik niet gekleed ben op deze temperaturen.

 

 

Reuring gisteren met de dichters Jan Kleefstra, Karel Wasch, Mandy Eggerding en saxofonist Frank Stolwijk.