We dammen met z’n drieën zoals we gezamenlijk schaken. L. (6)
souffleert ons, S. (8) en A. (67) denken na. Beweert

de middelste eerst nog alles te winnen, even later schudt hij een
hand omdat ik hem remise aanbied. Haha, zeg ik luid,

zeg nou maar even dat ik een geduchte tegenstander was. Dat is
een nieuw woord voor hem. L. (6) heeft niet kunnen

voorkomen dat we klem staan en een zwevende hand boven de
stenen was net iets sneller dan een gedachte. Daarna

schaken ze met R. (31), Lee bouwt van alle niet gebruikte stukken
een zebra en tussendoor eten we taart. Als iemand

noemt zin te hebben in de kerst, heeft S. (8) zin in de Paas of nee,
in gisteren eigenlijk. Wat was het gisteren?

Hun mamma leunt nog altijd even met haar hoofd op de schouder
van hun pappa. Er zijn dingen die ik nooit heb geleerd.