Over iets heel anders had ik willen schrijven. Soms is er
niets simpelers dan te denken aan iets van

onderweg, een bal op een straathoek, een persoon aan het
hoofd van de tafel, een aantekening uit het jaar

nul. Niet hoeven denken aan omgekomen kinderen, zwarte
staketsels in een geruïneerde stad, laag

overvliegende geluiden, het dreunen van de aarde, het huilen
rondom, de angst uit de ogen wanneer die nog

open zijn. Ik mis mijn stellingname, mijn overtuiging, mijn
hoop, de moed, ik heb alleen de zoon uit

mijn gebeden gelaten. Ik lig niet meer op mijn knieën maar
in foetushouding onder de lakens zoals hij wanneer

hij naast me lag, het kussen op zijn hoofd. Hij heeft zijn
handen verstopt, ze zijn leeg maar nog altijd warm.