We zouden wel weer eens over dat niets willen schrijven
dat net als ijle dromen en zware voorwerpen of

beestjes van verschillend formaat door de spleten van onze
vloer zakt en dan slechts een plasje of

grijs stof achterlaat, opblazend in de tocht door de kieren
van onze boomhut, ons gestampvoet, ons – op

de tast verder lopen. We zouden wel weer eens ons beste
onderwerp willen gebruiken, ermee weg

willen komen alsof we op reis een koffer vol hebben gepakt
met stenen en toch licht lopend de hoek om gaan en

nog zwaaien, er blijft altijd iemand of iets achter. We willen
wel weer eens van dat niets iets maken dat

met schaduwen gooit, ruiten kletteren, auto’s slippen, tegen
alles aanbotsen en dan pas onze kleren recht strijken.