Mijn hoofd op je schouder, mijn behoefte aan troost, het
uitblijven van elke beweging van jou, bomen in

mist, bloemen op de grond, een jongen die met, zeg jij, een
verkeerde camera die kleuren vastlegt. Laat hem,

denk ik. Mijn lijf bonkend tegen jouw zijkant, het licht steeds
maar op rood, honderd toeristen die allemaal ineens

oversteken en ik die niet thuis ben. De openbare tuin vol met
vlinders, de kassen warm, hapjes op tafeltjes die

allemaal al bezet zijn, willen liggen tussen de opgeschoten
bamboe en dan in slaap vallen en bij het wakker

worden geen mens meer te zien, de nacht koel. Kruimeldief,
nachtbraker, conciërge, ik speel geen enkele rol.

Ook bij groen waarschuw je maar de kleuren op de grond
waren heel andere, daar zijn foto’s van.