Dit keer laat ik me leiden door een vrouw die zich ergens
in mijn familie had verstopt, rijzig en blond,

Fries pratend in haar felheid, dwars door alle tijden en
wegen heen, duwend en niet van plan te stoppen.

Handen houden doe ik niet, waarschijnlijk raakt de zoom
van haar jurk me en heb ik een draadje vast dat

niet knapt. Ze was de enige ooit die het bloedkoraal droeg,
het sneed in haar polsen, de enige ook die

auto reed zoals mijn vader dat deed, te snel en zonder enige
spoor van angst. Alles aan haar was groot.

In plaats van koeien houdt deze een hondje, felrode nagels
en lippen die glanzen. Men wijkt voor haar.

Mijn passen moet ik afmeten aan haar ballerina’s die iets
kinderlijks opgetogens hebben, een strikje bovenop.