Gelukkig komt op dit moment de man van genade langs. Hij
fietst op de Gazelle van mijn vader vanuit het verste

dorp van de lintweg, blozend en met dezelfde grote voeten
dus hij is er zo. Hij houdt mijn handen en loopt deze

ruimte drie keer rond alsof we iemand begraven hebben en
nu zeven keer rond de kerk mogen, hij zal toch

zelf niet dood zijn? Maar hij is hier en herhaalt dat we allemaal
toch in Zijn handen liggen, dankbaar mogen zijn en

hoopvol en als hij dan zit en zijn benen nauwelijks passen onder
deze etenstafel, glundert hij en vraagt of ik nog iets

wil voorlezen en ik sta op, open de kast en haal een willekeurig
schrift uit de keurige rijen en lees. En dan huilt hij

bijna, schuift zijn lijf weer in elkaar en fietst weer terug, iets
langzamer misschien maar in dezelfde grootsheid.