De beesten zitten overal. Ratten klimmen tegen de walkant op,
muizen schieten onder het fornuis, mieren worden

liefdevol over het spoor gezet dat achter zijn hoofd langs het
station verlaten, waarna hij zich te ruste legt,

spinnetjes blijven voor altijd in de rechterhoek van het raam
hangen hoewel ze soms op onverklaarbare wijze

links belanden, met het stof en de haren van het vorig liefje.
Een vlieg wordt bestudeerd met de ernst van een

wetenschapper, als hij stil blijft zitten verschijnt hij uitvergroot
in beeld, als hij vliegt wordt hij enthousiast gevolgd,

over stoelen gaat het en bukkend. Pas als een mens aan tafel
plaatsneemt, lijkt het alsof er niemand aan boord is.

Het verblijf helt licht achterover, de lamp schommelt, de planken
kraken, zijn gezicht vertoont de trekken van een

lome kater.