We hebben het er niet over. Alsof we elkaar gisteren nog
zagen, zo zien we elkaar nu. Wat meer

gedichten over dood misschien. Nog beter luisteren. De
ellebogen op de knieën. De stoel een halve

meter naar voren. Het haar achter de oren. Gelukkig gaan
we niet zoenen. Niemand lijkt echt veranderd.

We worden nog steeds verliefd, er zijn nog altijd dromen.
We willen nog altijd een gevuld glas. Dat iemand

ons hoort. Dat iemand die nacht wakker blijft. Dat iemand
de woorden opslaat. Ze onder elkaar zet.

Elke keer een andere stad. Elke keer een andere route. Elke
keer weer dat lichte applaus. Het knikje.

Dit doet taal, beweert een. Maar dit doen wij zelf. Met ronde
mond letters vormen en die dan achterlaten.