Terwijl S. zich tegen een muurtje duwt en over het einde van
de wereld kijkt, vleit L. zich op de bank. Waar

denken ze aan, vraag ik hun mamma. Fish and chips, zegt zij.
Verderop loopt S. met stenen en schelpen in

zijn hand, pet onder zijn capuchon. Bij elk muurtje denk ik
aan erover heen kukelen, of met je benen zwaaien

terwijl er niets onder zit, bij elke landstong aan wat daarachter
zou liggen, het is mijn dochter die over

het einde van de wereld begon, nu lijkt alles het einde. Weer
verder zit L. aan het ene stuk van een bankje en

S. aan het andere, opnieuw met een imposant uitzicht, een
rustige zee en druilerige regen, hun laarsjes bungelend.

In de verte een scheepje dat er natuurlijk straks afgetuimeld
is zonder een wonderlijke visvangst en een vogel die duikt.