De lach komt te gemakkelijk en buldert over alles heen. Een
onbeholpenheid vanwege alle ellende in zijn wereld,

de gebreken van de ouderdom, de auto die aan de linkerkant
geraakt was door een paaltje, het medicijn dat

niet aansloeg, een dwars kind en de kat al dagen zoek. Het
bakje met brokken dat maar niet op raakte.

Het gebulder klinkt te lang door, een open mond die zich met
moeite laat sluiten, een reeks van grappen die

niet leuk meer zijn, namen die door elkaar gehusseld worden,
en alles zegt ‘breng mij thuis, houd mij jong, geef mij

aandacht, strijk alle kanten van mij glad, voer mij desnoods,
in vredesnaam laat een klein glimlachje zien,

herken mij dan toch en ga niet morgenochtend een lullig
versje schrijven over hoe vreselijk oud ik geworden ben.’