Er is een zachte hand die ik lang vasthoud, warm en zomaar
bekend. S. vraagt, op schoot zittend met L., of dit

allemaal familie is en hij kijkt in de zaal. Bijna, wil ik geloven,
en zie oom K. die alvast zijn vragen op papier stelt,

suikerooms X, W en Z zijn afwezig maar daar zit tante Saar die
in haar beste jurkje naar me zwaait. Mijn vriendinnetje

analyseert mijn werk en zomaar wordt alles veel duidelijker.
Dat en het speciale liedje en die zachte zachte hand

geven mezelf het welkom dat ik de ander altijd bereid en hoewel
ik snel weer opsta en hup hup de bloemen verzamel,

denk ik de hele nacht aan al die familieleden. Was er niet een
jaar dat we afspraken niet meer te zullen zoenen?

Het huis ruikt naar zomer, ik bots tegen een overvol boeket
maar nog steeds zachtjes en ik hoor iedereen lachen.