Vanuit de speelweide (1 haan van steen, drie prikstruikjes, een
klimpaal en met Kerst een boom met lichtjes)

klinkt haar naam. Heel even vermoed ik haar daar echt, spelend
met vriendinnetjes, rennend en giechelend hoewel

ik zeker weet dat ze toen niet zo schreeuwde, wel tot tien kon
tellen en boven op de haan zou zijn geklommen.

Natuurlijk hoor ik haar naam wel vaker maar niet in deze groep
van kinderen tot kniehoogte, niet in deze kluwen

van geknoopte jasjes rond hun buik, gympen in alle kleuren en
haren tot over de dunne schoudertjes. Bij toeval

soms in de stad waar nietsvermoedende oudere dames in hun
oude tongval terugvallen, bij dichters die soms

rijmen in hun moerstaal en zich mem herinneren zoals ik, in het
weiland dan en met honderd koeien om haar heen.