Er is teveel, meent hij, teveel dat nog wacht, waaruit te kiezen
valt, wat nog te doen is, wat resteert, wat zijn

aandacht vraagt. Een meisje meer of minder doet er niet meer
toe, het zijn nu hele werelddelen of opvattingen en

heerszuchtige methoden. Bovendien is dat vele gekoppeld aan
een einde dat beslist komt, een noodzakelijk

kwaad, een onvermijdbaar iets, een wolkje boven zijn hoofd
dat al van tekst is voorzien. Ik weet niet, zegt hij,

hoe het met jou zit. Van een wolk maak ik een konijn, denk ik,
of een buitelende olifant. Ik zie iets

voorbijdrijven terwijl ik in een weiland lig en ik wijs er met
mijn vinger naar, wil hem aanstoten en giechelen

alsof hij naast me ligt maar hij is niet in de buurt. Dan ga ik
maar madeliefjes plukken en die aan elkaar rijgen.