Ik zie ze allemaal daar terug. De heer B. laat mijn moeder een
fotoalbum zien dat hij in zijn rijdend kantoortje

meebrengt en wijst op de kermis en zij doet alsof ze van kermissen
houdt en daarna presenteert hij zijn wafeltjes

en zij zegt niets over aan de lijn doen of een beetje niet lekker zijn
en hapt bijna gretig. Mijn vader is hevig geïnteresseerd

in het Parijse verhaal van mevrouw V. en vertelt van die keer dat
hij sliep in de berm terwijl de heer P. over

het schetsen van de kalveren begint, het melkkrukje aan de kapstok
en hoe hij ook wel, eens, naar de lichtstad wil.

Mijn vader biedt aan te rijden, natuurlijk, mevrouw X. giechelt nu
al en mijn mamma schudt haar hoofd. Mij

zien ze niet. Mevrouw S. is gewoon een van de passagiers die hard
in de hand knijpt van de heer P. bij alle scherpe bochten.