Er zijn verschillende dingen waarvan je hoopt dat ze vanzelf
overgaan als je stilletjes blijft liggen. Onder

de bessenstruiken blijven tellen tot je gevonden werd, was daar
een van, nachten in een ochtend zien veranderen

een tweede. Kabaal in vrede, storm in rust, afstand in nabijheid
zonder je te verroeren. Dat er mensen zouden

vertrekken uiteindelijk, dat de woorden niet los lagen en de beesten
achter het hek zouden wachten. Dat de mond van

de lief het bijten verleert, er minstens nog een droom volgt, dat
mijn vader de deur niet zo hard

dichtslaat dat het ruitje springt, dat er kinderen zouden komen
die blijven, zingend in je schoot. Dat het loof

uit de bomen terugspringt naar de toppen en het zwaaien zachtjes
aanvangt en jij daar tussen door vliegen kunt.