De heer P. is jarig. Eerst loopt hij langs ons en keert zich af, de
zaal te vol naar zijn zin, zijn plaats bezet en hij

te bescheiden. Dan zwenkt de deur open en zingen wij en hij zingt
mee want anders voelt het raar, anders

krijgt hij zomaar een hulde voor iets dat hij niet deed want leven
gaat niet vanzelf en soms niet van harte.

Mevrouw de B. hangt voorover en tikt met haar kin tegen het bord
op haar rolstoel, behalve verslikken doet zij

niets, terwijl mevrouw V. me vertelt hoe ze haar spiekbriefje op haar
blanke dijen schreef, vroeger. Ze moest

in rok op school verschijnen, vandaar. Ik denk aan de schrijver die ik
voorlees, een dwarse man die zich een

loensende leraar herinnert. Ik mis hem. Lastige mannen, zegt mevrouw
Z., daar houd ik van. Alle vrouwen knikken.