Mijn vader wil me met alle plezier rijden, zegt mijn moeder, ze
zullen samen met me meegaan maar het is lang geleden

dat hij naar de hoofdstad reed en bovendien is hij dood, zij
trouwens ook, en autorijden vind ik helemaal niet’

leuk, alleen als het in de aftandse bus van het liefje was die met
één hand stuurde en de ander in mijn shirtje stopte,

die zijn ene knie hoog optrok en op een treetje van de deur
plaatste en de ander een beetje tegen mijn kant

drukte zodat ik, of ooit vroeger bij de man van beneden de
rivieren die sjekkies draaide en een cassette in het

dashboard propte en steeds vroeg wat zeg je, en mijn vader
kon dat allemaal niet, alleen hard rijden met mijn

mamma tegen de voorruit geplakt die beschaafde gilletjes
slaakte en zo’n hoofdstad is druk dus nee zeg ik.