Een van mijn strenge maar trouwe lezers noemt het vorig
gedicht ‘gezellig’, alsof de sentimenten mogen aan

het einde van het jaar, een lief op retour, een baby kwijt en
de temperaturen onder nul, maar morgen, vandaag dus,

moet dat weer over zijn, quatsch en diepte en vooral een
schurend geluid bij het lezen zoals dat ook bij

het schrijven ontstaat, alsof we een wak uitklimmen waar we
nietsvermoedend in gereden zijn, schaatsen uit

het vet maar niet echt de goede maat, kranten onder de trui en
muts tot ver over de oren, en dan maar verdwalen,

dat zal ons leren, pas drie dorpen verderop wat koek en zopie
en bukken onder alle bruggen, sfeerbepalend

is als altijd de thuiskomst, van wat dan ook. Blaren op de hielen
toon ik hem en een bevroren neus en het nieuws van toen.