Een ervaring had de dichter beloofd, zoals een vader een kind
een rondje in de draaimolen op het zebrapaard met

de rode pluimstaart, twee rondjes zelfs, met een suikerspin
in onze linkerhand en de liedjes van de kermis en

na afloop nog een kaneelstok en een warme munt in onze
andere hand, voor nog een keer, later.

Zo werd een maandelijks genoegen in het kleinste culturele
centrum van deze stad een uitstapje om nooit te

vergeten, een steeds maar weer willen horen, het hoofd van
de dichter naar de zanger en weer terug, lichter

dan ooit en met krullen opeens en dat gevoel van opgetild te
worden en ergens halverwege te blijven hangen

omdat het paard steigert en de suikerspin smelt en het derde
rondje voor altijd blijkt en vlak langs de oliebollen gaat.