Er zit een streepje scheef, zegt Beer tegen Tijgertje als hij hem
tegen het röntgenapparaat aandrukt. Scheve

streepjes kunnen rechtgetrokken, dat weet iedereen. En Beer
neemt Tijgertje mee naar huis en legt hem op de

bank en gaat ernaast liggen en zo wordt Tijgertje beter en daarna
is het reuzefeest en morgen mag Beer hetzelfde doen,

alleen beren hebben geen streepjes maar er is vast iets anders
dat eerst scheef en daarna recht zit, alle pijn is over.

En Beer zegt er achteraan, ‘toch’ met vraagteken, dat woordje
dat partners elkaar zo vaak ter bevestiging vragen,

die domme geruststelling alsof twee het beter weten dan één.
Knik alvast maar. Natuurlijk. Je hebt gelijk.

Bij het feest komt iedereen, Koos Dooskikker en de Vos die
verliefd is op het gansje dat hart en hoofd verloor.

 

Naar Janosch,
Tijger is ziek
Groot feest voor de tijger
Casterman, 1990