Toen de dichter nog twee benen had en Ja riep te schudden
in een gelijk tempo met zijn witte haar, de

gitarist achter hem en iemand op de trommels, het meisje met
het sterretje op haar linkerborst nog zingen kon,

mijn cameraman nog naar mij zwenkte, had ik zelf nog nooit
op het podium gestaan, luidkeels geroepen wat

ik wilde, alleen maar wat geschud met mijn inhoud, het liefst
vanuit het strakke zwart, hij nog lachend, bukkend

zelfs, en zich iets generend voor dat immens grote woord dat
dertig keer achter elkaar wel heel luid klonk en

wist niemand hoe snel eerst het ene been verdween, toen dat
meisje, daarna dat tempo, toen de dichter zelf,

de cameraman, de trommelaar door de achterdeur, en alleen
dat Ja bleef, zachter nu en bijna onverstaanbaar.