De dichter en de mens spreidt zich uit op het podium, hij heeft
het moeilijk, graag zou ik bij hem willen liggen, het

zwart van mijn kleding reeds grijs, zilver mijn gebaren. Het publiek
kijkt hem in het kruis, verrassend soepel richt hij zich

weer op, werpt nog een tekst na, schreeuwt nog om verlossing, het
is alsof er nog een Pasen volgt, heel even galmt de stilte

na. Daar te liggen en dan te blijven liggen, met je handen het rode
kleed af te tasten, de lichten boven je, armen spreidend

je thuis voelen, alle spieren zich ontspannend, zachte tocht door de
kieren van het oude gebouw. Wachten tot het

helemaal donker wordt, misschien wel nergens naar toe gaan, een
voorzichtige beweging naar rechts, dan naar links,

naar voren tot je de rand voelt, dan je benen laten bungelen, ze
plaatsen op de trap, met je billen schuivend, daarvoor

applaus krijgen.