De mannen in het gangpad beweren niets van poëzie te
begrijpen, ze zijn van de natuur, van vogels

en van duinen, dan kom je niet toe aan lezen, zegt de een.
De vrouwen zeggen zelf ook kunst te bedrijven

en wat doe ik eigenlijk? Ik neem de drie treden van het
podium steeds voorzichtiger en ontwar de

voeten uit het kabeltje van de microfoon, houd de arm
van de een of het hele lijf van de ander,

ritsel, regel, lach. Daarbinnen is het een kleine wereld.
De kou van buiten lost op, iedereen komt

thuis, blijkt elkaar te kennen en een gelukkig nieuwjaar
willen ze allemaal. De mannen in het

gangpad kennen maar één dichteres uit Alkmaar, zeggen
ze, maar die kent hen weer niet.