Het terugtrekken gebeurde stilletjes, van de stoel afglijden,
de gang oversteken, in de keuken een sopje maken,

de kopjes eerst en dan de borden en de schalen waarmee mijn
moeder in omgekeerde richting de tafel had gedekt.

Dan na een kwartiertje gevonden worden, het aanrecht vol
en druipend en hulp krijgen van een zusje, weer

teruglopen en opgaan in het gezelschap. Dat moment alleen
nodig hebben, hoe klein of groot dan ook.

De rode wangen van mijn moeder, haar behendig de deuren
openen met haar billen terwijl de maaltijd overhelde,

de flakkerende kaarsen op tafel, de stemmen van de anderen,
de geuren van het eten, de takken aan de wand,

de zondagse kleding, gordijnen toegetrokken, dampende warmte
tegenover de koele keuken met het grote licht en de restjes.