Baby Jezus verdwijnt in de broekzak van S. en kan thuis in zijn
bed slapen terwijl twee herders met L. afreizen, een

half kerstbrood, de resten tulband, vier knikkers die ook logeren
gaan en een paar mooie knopen die beslist van pas

komen, zegt L. Echt zilver, toch? En de hele tijd zingt hij, met
een zacht stemmetje rijgt hij Sint-Maarten liedjes aan

het thema van de Ninja’s en plaatst ze in de kerstsfeer, rode muts
met witte pompon op. Tussen alle gangen door

praten we elkaar bij: de conferenties van zijn mamma, het nieuwe
huis van zijn oom, dat zijn hoofdje door de dokter laatst

aan elkaar geplakt is en dat hij dus niet een ander hoofdje hoefde,
en daar stop ik even, wat? Het is nu alweer voorbij, oma,

zegt hij geruststellend, achterover gekukeld op het schoolplein,
veel bloed enzo. Ik lust meteen de bietensalade niet meer.