IJkpunten, bespiegelingen. Handen om het warme glas, de
kaarsvlam. Uitzicht op capuchons, paraplu’s.

Een zoen op elke wang. Iemand die iets terug zegt, de smaak
van een overheerlijk gerechtje, dippen in een sausje,

kinderlijk plezier. Geroezemoes, opgedroogde jasjes, laarzen
die omgekeerd en afwachtend staan. Sjaals

die op de grond glijden. Handen op de hare. Een kadootje.
Een schimmige stad, zwart de kerk, de stenen

glad. Het uitgestrooide goud op hopen geveegd, bukkend
bijna. Gezamenlijke plannen, giechels, toekomst.

Net zo groot zijn als het verleden, op de tenen naast de ander.
Denken dat iets kan, vermoeden dat, alleen nog

doen. Samenspraak. De zin afmaken en dan alleen om het
staketsel verdwijnen, de wereld opgelost. Een zwaai.