We raakten verdwaald in een vriendelijk doolhof, met paden van zand
en muren van beton, moesten rechts links rechts

afslaan en in het duister tasten totdat een deur door een klein duwtje
openvloog en we ons bevonden in het labyrint van

iemands jeugd, het hele leven in verzamelingen gevat. De geur die ik
herkende toen het licht werd, de geluidjes vanuit de

volgende kamer, alleen het licht van mijn scherm dat ons begeleidde,
het ons uit een gezamenlijke onderneming, passie, dacht

de een, gedrevenheid de ander, plicht misschien een derde, dat wat we
onszelf opleggen om beter te worden, scherper of zelfs

vriendelijker, mededeelzaam, collegiaal. De dikte van de plakjes cake
verschilde, buiten scheen de zon, schaduwen op een

wit gordijn dat deed denken aan handen die zich uitspreiden, iemand
die naar binnen wilde maar lang buitenstond, onszelf.