Opeens is het rustig buiten, de regen nu een tapijt van kleine
druppels, de takken stil, het licht niet langer

dansend maar keurig opgehangen tussen de huizen. Opeens is
ook de gretigheid terug, de trein naar A., de lichte

bagage, de andere jas, gepoetste schoenen. Een schoolreisje
waarop je je boterhammen ruilt en een beetje

vies bent van die van je vrienden omdat je niet zeker weet ook
of het wel je vrienden zijn. De angst te vroeg of zeker

te laat uit te stappen blijft. Als je maar niet langs de attracties
hoeft, in een wachtrij, lachen voor een camera

en als bewijs wordt opgevoerd. Springen van de ene naar de
andere touwladder door het water, iemand moet

vinden die zich te goed heeft verstopt, en dan een ijsje krijgt
dat zachtjes ploffend valt, of een troostende aai ergens.