Het langzaam voorovervallen, zegt een vriendin, terwijl ze
zich in mijn armen laat vallen met uitgespreide

vleugels, zo lijkt het. En dan weer doorlopen, het is nog heel
vroeg, alleen de bakker is open en soms

is het alleen dat kontakt, waarvoor je onderweg bent. Nog
niemand in de winkel, een gesprek over geuren

en toen, warmte die vanachter de bakkerij komt, milde regen
buiten. Een extra ronde om. De heer I.

tegenkomen die verwonderd vraagt waar of ik vandaan kom
en eigenlijk het antwoord niet willen geven of

iets verzinnen. Dat ik een roos gelegd had op een graf, een
bed had rechtgetrokken, een zoet broodje had

gebakken, een engel had ontmoet, regen had verzameld in
een hoed en had gezocht naar warmte.