De godin van de jacht lijkt een ontkomen hertje met trillende
ledematen en grote vochtige ogen en meer op mijn

afwezige donkere dochter die tussen leugen en verzinsel zat
dan op menig ander familielid. Zomaar zit ze hier

aan tafel, vrij weliswaar maar niet helemaal gelukkig, bedeesd
en pas echt als ze zachtjes zingt in haar eigen taal,

met het lied dat ze door haar telefoon afspeelt, met haar neus
tegen mijn grote zoon die voor haar zorgt, zelfs neuriet,

en in alles haar vertrouwen heeft. Ze voert me gesuikerde cake
met rum die haar grootmoeder in haar koffer stopte,

donkere wijn die stroperig als bloed van mijn mondhoeken drupt.
Ze zegt I like you very much en ik dat ze niet zoveel

moet nadenken want dat doet ze voortdurend. Welkom thuis,
denk ik en aan dat meisje dat ooit verdween.