Soms komt iemand te dichtbij. Gezicht tegen gezicht of
mening tegenover mening. Een haar wordt

van mijn schouder geplukt, een hand reikt over tafel, de
uitgang wordt versperd. Een zin wordt ontleed,

een bedoeling geraden of verzwaard, een jasje over een
lichaamsdeel gegooid en van dat alles

wil ik niets. Soms is een ademstoot in mijn nek al teveel,
een briefje onder de fruitschaal hinderlijk, een

poging onomstotelijk ongewenst. Elke poging. We zijn
te aardig, we moeten een bord maken met

daarop de tekst ons met rust te laten, Laat Ons Met Rust
maar dat ons doet het hem juist. Dat nodigt uit.

Zie je wel, ze is alleen, ach gossie en ze wil ONS, ze heeft
ons nodig en iedereen roept joehoe, hier zijn we!