Wat hij vroeger niet deed, doet hij nu wel. Foto’s maken van
zijn verblijf elders, om de zoveel dagen een

huishoudelijke mededeling, de temperatuur, de hoogte, en een
vraag hoe of het hier is, wat doe ik en gaat het?

Alsof het zonder hem onmogelijk is of in ieder geval minder
en reizen verplicht is om jezelf en de ander

beter te leren kennen. Naderhand hebben we het nergens over.
Jaren geleden legde hij nog een kaart op de keukentafel

en trok met rode pen de lijnen van vertrek en thuiskomst, altijd
gecorrigeerd door zijn reisgezelschap, ruzieachtig

en controlerend en niet op de hoogte van wie we werkelijk waren.
De vouwen in het papier zichtbaar. Nu ligt hij op

het uiterste randje van het bed en licht op tussen de flarden dromen,
altijd met een omweg onderweg naar huis.