Ze had wel iemand die heel veel van haar hield, zegt mevrouw
H. zomaar aan het eind van een zin. Onduidelijk

of ze zich dat herinnerde terwijl ze zat te slapen, heel wit en
rustig naast me. Het is vandaag het enige dat ze zegt.

Reuze groot en zacht en vreselijk geruststellend schuift ze nu
al een paar weken aan en hoewel ze eerst neigde tot

het roepen van Bingo, op een goed moment, bleef ze later rustig
en vertrouwd en in staat tot veel meer.

Ze had het over haar carrière, haar moeder, spreekwoorden uit
een ander deel van het land, een parelketting en

gebleekte sproeten, lachte minzaam naar haar buurmannen, leek
zoveel te volwassen voor alles dat we deelden en genoot

toch van het samenzijn. Vandaag is het een gemis, de liefde, die
ene opmerking alvorens ze licht snorrend weer wegrijdt.