Er is een lichtheid gekomen in haar lijf, een zacht blond
in haar haren, een bredere lach dan ik ooit zag.

Ik ben nog dezelfde, zegt ze. We slaan misschien iets over,
het liften aan de snelweg bijvoorbeeld en de foute

chauffeur in de sportwagen, de gebloemde rok die ze van
me leende of de mascara, de kom soep voor haar deur,

de foto van een man op haar nachtkastje. Hoe we een tentje
niet omhoog kregen, onze voeten in zee, ik eigenlijk

bang voor haar was en zij een heel ei in haar mond propte
of die dag dat ik haar redden moest, tafel op tafel

terwijl ze in de lucht hing aan een stel ringen in een oude
gymzaal. Maar we zien het nog voor ons, heel

verstandig hebben we het nu over de derde druk van haar
boek, haar huwelijk, de file en hoe dicht ze bij huis is.