Alleen mevrouw X. schoof aan en wel om de Telegraaf te lezen
die ze thuis natuurlijk niet las. Ze moest op de hoogte

blijven vanwege een wel erg midden in het leven staande man,
zei ze. Hij sliep elke nacht rustig terwijl zij er vanuit

gaat dat het einde der tijden aangebroken is. Ik dacht aan een
gedicht, zei ik, zij zei ‘u heeft een prettig gezicht’,

zo rijmden we zonder erg, spraken over de plotselinge gladheid
van deze ochtend en hoe haar dochter later zou zeggen

‘dat heb jij nou altijd, mam’, zo’n spontaan gesprekje dat ook
nog ergens heen ging. Op naar het einde dus.

Op tafel de kopieën voor de afwezige deelnemers, de pennen
met het logo van de bieb, mijn tijgerschriftje en

wat droedels in een afwezige kantlijn. De jongen van het café
liet me vegan snoep proeven, als troost, zei hij.