Zo dichtbij als hij is, zo aanraakbaar, zo warm en echt, zo levend.
Zijn stem te weten, te horen hoe hij thuiskomt, thuisblijft.

Hem te zien zitten in zijn stoel, boek op schoot, bril ergens in zijn
haren. Grotere handen zag ik nooit. Niet vaker een zo

onhandige man. Verlegen en tegelijkertijd zelfbewust, schuldig en
tegelijkertijd van niets wetend. Hoe langer hij

weg is, hoe vaker ik denk hem tegen te komen. Hij sluit de gordijnen
’s avonds met een bruusk gebaar, hij snoept de kaas

uit de koelkast, hij maakt proppen papier van dat wat niet gelezen
mag worden, hij breekt de kopjes, hij schoffelt de bloemen

omver, hij stookt het vuilnis achterin de tuin zodat de was naar
rook ruikt, hij schakelt naar de hoogste snelheid, hij

vergeet de boodschap op het dak, hij huilt, hij draait de volumeknop
hoger bij Bye Bye Love, hij is mijn bye bye love.