Ging het over mij laatst, vraagt de vrouw me, en ik weet het
niet, zou dat erg zijn, vraag ik maar ze zegt nee,

en als ik later de regels vind en haar antwoord dat zij het is
daarin, zeg ik, als troost of als bescherming of juist

als waarschuwing, dat iedereen vandaag of morgen daarin
terug te vinden is, wat leuk, zegt ze, maar mij

hoor je dat niet zeggen. Ik houd de hand van mevrouw R.
die zomaar aan de andere kant van de gang zit,

haar kleding afgestemd op haar schilderijen, en zij legt haar
andere hand op die van mij en dat is ongeveer

hetzelfde als die vraag van daarnet. De heer B. scharrelt bij
ons, op gympen weer, en oefent zijn vijf minuten roem,

er zijn wel twee camera’s en een pluizige microfoon, een
schouderklopje en iets van droogte tussen de buien door.