We vallen tegen een bloemetjeshemd, ruiken blokjes op een
ander lijf, voelen een zachte buik tegen ons hoofd,

worden naar binnengehaald als een trofee, winst die we ons
nooit zo bewust waren, handen die gretig zijn

als nooit tevoren en uiteindelijk de kussen die we eerder zo
moesten missen. Dat is poëzie ook, het elkaar

gunnen van een thuiskomst, een vriendenpartij, een hartelijke
begroeting, een delen van de inhoud van je tas,

je hoofd, het herkennen van medestanders. Vaak begrijpen we
niets van die vrolijkheid. De pluchen stoeltjes

komen uit een ander tijdvak, er is alleen water, boterhammen
in een zakje, zonlicht door gebrandschilderde ramen.

Een route die we blindelings zouden kunnen lopen, zwaaien
vanuit de verte, witte vlaggen die wapperen.