Hangend uit het raam fluit ik hem na en verlies bijna het
evenwicht, met twee ogen de hele omgeving en

dat lange stipje volgend op dezelfde manier als wanneer
ik tegenover hem zit, hij de ogen tegen de zon

in houdt en we de maaltijd delen, de wereld, het voelen,
elkaar. Buitelend over grenzen, gedrag,

afwijkingen, anderen, interesses, inhoud, talenten en de
tassen bij de uitgang, twijfel, zoveel twijfel.

Dat wat je het liefste is willen tegenhouden, dat stipje weer
groter willen maken, de stappen op de trap horen,

de stem laten beweren dat alles goed komt, zingend half
en met het hoofd ver boven mijn schouders,

alles komt goed, dat weten we toch wel. Eenmaal thuis
appt hij, het was gezellig, natuurlijk.