Een van zijn heldendaden was het weghalen van de vitrage.
Op een benauwde ochtend stond hij op

en maakte een eind aan de keurige woning, voortaan kon
zij ademhalen, al stond ze eerst even aan de

overkant en keek hoe dat leek. Zwarte gaten, twee maar de
ruimte daarachter, en vanaf de andere kant

het pad naar de stad, de brug over, de wereld in. De kat
spreidde zich en flirtte met de buren. Voortaan

legde men het voorhoofd tegen het glas en tikte. Een paar
jaar later stond ook de deur op een kier, was

de kunst gratis en van muur naar muur. De kinderen lagen
over de grond en bouwden, kaarslicht brandde

op de lange tafels rondom. Dat hij verder niets deed maakte
opeens niet meer uit. Helden bestonden niet.