Diegenen die achterblijven. Die alles van waarde in een
doosje zetten in de garage. Dat doosje af en toe

omkeren op de keukentafel. Rugpijn krijgen van het opnieuw
bekijken. Uitdelen. Precies weten wat bij de een

en bij de ander past. Wat voor betekenis iets heeft. Welke
waarde. Kunnen zeggen wanneer het genoeg is.

Afscheid nemen, afstand. Duidelijkheid, doosje terug op de
plank. Dromen over een huis vol en dan alleen

dat vierkantje bezitten. Dat verdedigen omdat dat alles is.
Een gedicht niet in één keer schrijven. Van de

garage naar een kuil in de grond, alles gewoon uitstorten.
Boom planten. Kijken of er appels aan groeien.

Of kersen. Of kleine figuurtjes die bewegend in de wind
lijken op vermiste personen. Gaan zwaaien.