Soms moet een mens afstand doen van dingen: ik had
een man, nu niet meer. Ik had koperen

deurkrukken met een krul, nu rechte metalen hengsels,
bovendien aan hardboarddeuren in plaats van

zachtgele paneelgevallen. Ik had geld, nu een potje voor
onverwachte dingen. Ik had moed, nu

een lichte giechel, al beweert mevrouw R. dat eerste in
overvloed, licht jaloersmakend. Ik had

kinderen thuis die van de trap af rolden, een voor een
terwijl ik nu moet uitkijken op hun treden.

Ik had water voor de deur en hang nu in de lucht met een
wiegende boomhut maar in alle gevallen

en door alle jaren heen had ik in ieder geval iets wat leek
op een schrijver, geen woord tekort.