Terwijl de ramen huilen wordt het uitzicht steeds lichter.
Alsof we de hoek omkomen en iemand thuis treffen.

Het gesprek zal gaan over de omstandigheden onderweg.
Geneuzel, bedoel je. Alsof je iemand ontmoette

zo halverwege en zijn naam nog niet kende. Gevraagd had
welke kant hij opging en hem nazag in het

donker. Later moest vertellen wat voor kleren hij droeg en
of hij naar drank rook, een hond aan de lijn had

en een sigaret in zijn linkerhand, losjes, je avances maakte.
Een ander verhaal graag. Drie sterren boven je die

wankelden, slechts één rode stip met bijbehorend geluid,
verlichting in de zijstraat kapot, op blote voeten,

hijgend over de treden, de laatste meters, dan de warmte
ontsluiten, je daar vinden. Ja, zeg je.