Soms is een straat veel smaller dan het lijkt. Uitwijkend
voor een hond kom ik bijna op haar schoot

terecht. Ze zit daar alsof het zo hoort, het plastic lint, geel
met zwart dit keer, is bij haar stoel weggehaald

en ze grijnst. Schaduw hangt over haar heen en ik was in
gedachten, meent ze, ik knik. Ik drapeer me om

een lantaarnpaal en zeg dat alles goed gaat, zij herhaalt de
pest, tuberculose en de vogelgriep. Als je dat

hardop en achter elkaar zet, zegt zij, word je daar best wel
vrolijk van. Ze bedoelt dat het nu dan nog wel

meevalt. En dan te bedenken, gaat ze verder, dat we toen nog
niet zoveel reisden. Ik denk aan karren en lappen en

liggen aan de kant van de weg, builen en jutte zakken. Ik ben
wat bang voor honden, zeg ik dan maar. Nu knikt zij.