Het lijkt alsof zij mij roept. Wie anders zou het moeten zijn die
aan mijn dekens trekt, mijn jurk alvast klaar zoekt,

de jas van het haakje haalt, een kam door mijn haar, twee staarten
die lang nog na hupsen in de rechte schoolbank.

Alleen kan zij het niet zijn. Al die handelingen deden we zelf
terwijl zij langzaamaan wakker werd, eerst nog

moest opstaan alvorens ze kon zwaaien en dan de lange kale weg
afkeek die gevaarlijk afboog op het verste punt.

Ook weet ik niet meer of zo haar stem klonk. Een diep gemis voor
al die afwezige zaken overvalt me. Ik probeer

even nog mijn eigen stem, zoek daadwerkelijk een jurk, kijk een
straat in, leeg nog en spiegelend en slaap dan

weer verder, teleurgesteld, met scheef haar en zonder lokroep en
nog niet bereid voor een volgende dag.