Op sommige dagen is de afstand tussen boven en beneden te
groot. Het glas geeft niet mee, er zit stof op de lens,

de schittering van het wit op de grond breekt in sterren. Het
is teveel moeite sporen te trekken, deuren

open te breken, warmte te verzamelen, te testen hoe dik het ijs
is, hoe stroef de oppervlakte onder je voeten.

Op sommige uren is het alleen het schatten van de hoogte alsof
je de stand van olie peilt, het bouwen van bruggen

van papier, het verslepen van schatten die al opgestapeld liggen
in de ruimte van je hart, het koesteren. Morgen

is je voetstap misschien weer zichtbaar of trek je expres met
een takje een onbekend spoor waarover anderen zich

dan verbazen. Er is een dier ontsnapt dat niet eerder gelokaliseerd
was en iemand heeft zijn laatste brood gedeeld.