Hij legt het uit, hij is niet veilig meer. Hier wel, daar niet en
hoewel er tussen beide plekken nog heel veel onheil

schuilt, legt hij elke nacht de afstand af. Dat onheil op de
route is mijn verzinsel, de rest eigenlijk ook.

Vroeger te vaak gezegd dat ik mij een hoedje schrok en grappig
gedaan, te vaak honderd keer naar het toilet

gegaan alvorens het vertrek begon, zeker twee keer hen en het slot
gecontroleerd, geteld en gezongen in het

donker, alleen de witte strepen genomen in de zebra, enzovoorts.
Onderwijl altijd luidkeels verkondigd dat WIJ alles

konden. Een beetje zoals nu bij de allerkleinsten in de modder
te gaan wroeten naar het legostukje en blijven

hangen in de prikstruiken en met scheurend jasje triomfantelijk
doen bij het vinden van het kleinste onderdeel.